Het Commando DienstenCentra (CDC) levert wereldwijd ondersteunende diensten als catering, ICT en personeelsdiensten aan alle Defensieonderdelen. Dankzij deze geboden randvoorwaarden kunnen de Defensieonderdelen zich concentreren op hun kerntaken.
Het CDC zit nooit stil en wil een lerende organisatie zijn. Vanzelfsprekend luistert het CDC naar haar klanten en streeft het altijd naar verbeteringen.
Oprichting
Het CDC werd op 1 april 1996 opgericht onder de naam Defensie Interservice Commando (DICO). De meeste ondersteunende taken (bijvoorbeeld catering, ICT, facilitaire en personele diensten) werden ondergebracht in het nieuwe Defensiebrede ondersteunend commando, uniek voor die tijd. Voordat DICO haar intrede deed, hadden de Defensieonderdelen deze ondersteunende taken in eigen beheer.
Vanaf 1 april 2004 ging het DICO verder onder de huidige naam, Commando DienstenCentra. Door de toename van het aantal dienstencentra is in 2005 een structuur van bedrijfsgroepen ontwikkeld. Zo is het CDC een smeltkroes van circa 40 bedrijven en dienstencentra geworden.
De Commando DienstenCentra fungeert als shared service center voor alle defensiebrede ondersteunende diensten.
In 1993 verscheen een bijgewerkte versie van de uit 1991 daterende Defensienota. Deze ‘Prioriteitennota’ bevatte voornemens in verband met de verdere herstructurering van Defensie. In het regeerakkoord van 1994 werden extra ‘taakstellende bezuinigingen’ aan Defensie opgedragen. De ‘Novemberbrief van 1994’ ging dieper in op de wijze waarop deze bezuinigingen konden worden uitgevoerd en de mogelijke gevolgen daarvan voor het takenpakket van de krijgsmacht als geheel. Uitgangspunt hierbij was dat het Ministerie van Defensie streefde naar behoud van de bestaande slagkracht. Vanuit dit oogpunt moesten de bezuinigingen worden doorgevoerd door zo mogelijk (nog) doelmatiger te gaan werken. Ter ondersteuning hiervan werd een ‘Regiegroep Doelmatigheidswinst’ opgericht, die de wegen tot dit doel ging onderzoeken.
De Regiegroep richtte zich bij deze ‘doelmatigheidsoperatie’ op drie sporen.
1. Besparing op overhead en ondersteuning
2. Internationale afstemming en samenwerking
3. Besparing in structuur en omvang van de Nederlandse krijgsmacht.
Het accent lag vooral op spoor 1. Onder leiding van de Regiegroep werden verschillende terreinen van Defensie aan een doelmatigheidsonderzoek onderworpen en zijn aanbevelingen gedaan om de overhead en ondersteuning binnen Defensie te beperken. Het overgrote deel van de aanbevelingen draaide om de vorming van zogenoemde interservice-organisaties, met als leidraad: samen doen, wat samen kan. Hiervoor in aanmerking kwamen activiteiten van de krijgsmachtdelen op het gebied van verkeer en vervoer, werving en selectie en geneeskundige verzorging. Deze interservice-bedrijven moesten buiten de krijgsmachtdelen en het kerndepartement worden ondergebracht in een nieuw op te richten ‘paarse’ organisatie. De taken van een dergelijke nieuwe Defensie-organisatie werden als volgt samengevat: ‘Het is de clustering van diensten en bedrijven die Defensiebreed faciliteiten aanbiedt aan klanten die mede daardoor in staat zijn hun kerntaken uit te voeren.’ Hiermee werd het begrip klant geïntroduceerd en ontstond er een klant-leverancier-relatie tussen enerzijds het kerndepartement, de krijgsmachtdelen en het DICO als klant, en anderzijds DICO als leverancier van ondersteunende producten en diensten. Feitelijk was er sprake van een vorm van interne ‘in- en aanbesteding’.
Eén van de belangrijkste onderzoeksconclusies van de Regiegroep was dus dat de krijgsmachtdelen zich moesten richten op hun kerntaken: het leveren van slagkracht en deelname aan vredesoperaties. Defensiebrede ondersteunende taken werden uitgevoerd door een nieuw beleidsterrein. De voorstellen werden door de bewindslieden van Defensie overgenomen. Dit leidde tot de oprichting, op 1 april 1996, van het nieuwe beleidsterrein: het Defensie Interservice Commando. Een nieuw fenomeen deed hiermee zijn intrede binnen Defensie: het concept van een Shared Services Centre, zoals dat ook in het bedrijfsleven veelvuldig wordt gehanteerd. Inmiddels is de naam per 1 april 2004 veranderd in Commando DienstenCentra.
Binnen CDC zal er invulling gegeven worden aan een clustering van (bestaande en nieuw in te richten) diensten. Er komen één of meerdere “frontoffices” ten dienste van de klant, zodat deze in principe een beperkt aantal aanspreekpunten (voor één of meerdere bedrijven) heeft. De klantinterface wordt uitgewerkt in de vorm van een blauwdruk met uitgangspunten en criteria worden vastgelegd.
Om ook intern efficiënter te werken, zal er een intern shared service center worden ingericht. Daarin worden zoveel mogelijk diensten samengebracht die geen deel uitmaken van het primaire bedrijfsproces van een CDC-bedrijf. Er wordt vooral gedacht PIOFAH-gerelateerde zaken, zoals Arbo. In hoeverre dit centrum virtueel wordt opgezet of echt fysiek bij de bedrijven/clusters een groep wordt, is nog onderwerp van studie. Er zal eerst bepaald moeten worden welke medewerkers fysiek bij de bedrijven/clusters moeten blijven om goed te kunnen functioneren en bij welke functies dat niet nodig is
Website Commando DienstenCentra
- Koninklijke Landmacht;
- Koninklijke Luchtmacht;
- Koninklijke Marine;
- Koninklijke Marechaussee;
- Defensie Materieel Organisatie;
- Bestuursstaf;
- Andere rijksoverheden.